
57
De vastgelegde afbeelding kan worden bewerkt om deze levendiger en
scherper te maken of juist te verzachten. De bewerkingsparameter kan
worden ingesteld volgens de vooraf ingesteld Parameter 1 of Parameter 2
of op Set 1, 2 of 3, die u zelf kunt instellen. U kunt ook kiezen voor zwart-
wit. Bij de Basisgebruik-modi wordt automatisch Parameter 1 ingesteld.
1
Selecteer [Parameters].
¡ Draai het instelwiel <5> om
[z Parameters] te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
s
Het scherm voor het instellen van
bewerkingsparameters wordt weergegeven.
2
Druk op <0>.
3
Selecteer de gewenste parameter.
¡ Draai aan het instelwiel <5> om de
gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
¡ Druk op de knop <M> om terug
te keren naar het menu.
3
Een bewerkingsparameter selecteren
N
Bewerkingsparameters
Parameter Omschrijving
Parameter 1
Het beeld wordt levendig en scherp. Bij de Basisgebruik-
modi worden alle opnamen verwerkt met deze instelling.
Parameter 2
De kleuren zijn zachter dan bij Parameter 1, waardoor deze
kleuren er natuurlijker uitzien.
Set 1, 2, 3
U kunt de volgende instellingen instellen en registreren:
[
Contrast
], [
Scherpte
], [
Verzadiging
] en [
Kleurtoon
]. (p.60)
B/W U kunt zwart-wit opnamen maken.
¡ [Parameter 1] stelt contrast, scherpte en verzadiging in op +1.
[Parameter 2] stelt alle parameters in op “0”.
¡ In Creatief gebruik-modi is standaard [Parameter 2] ingesteld.
H41.book Page 57 Tuesday, August 17, 2004 2:03 PM
Kommentare zu diesen Handbüchern